Hoi,
Ik heb er geen ervaring mee, maar ondat ik ook zwanger ben en mijn dochtertje rode vlekjes had, ben ik eens op internet gaan zoeken.
De vijfde ziekte is wel degelijk gevaarlijk voor zwangere vrouwen. De zesde volgens mij niet.
De vijfde ziekte is trouwens alleen gevraarlijk als je er nog geen immuunstoffen voor hebt en ook dan kan er niets aan de hand zijn.
De volgende stukjes heb ik op internet gevonden. Ik hoop niet dat ik je bang maak.
Maar ik zou zeker naar je huisarts gaan en laten uitzoeken of je kind de vijfde ziekte heeft en dan door miiddel van bloed prikken, laten onderzoeken of je al antistoffen ervoor hebt.
Als de vlekken komen is je kind trouwens al niet meer besmettelijk, dat was ervoor.
gr,
Sabine
http://www.czmedicinfo.nl
Vijfde ziekte en zwangerschap.
Als een zwangere vrouw geïnfecteerd raakt met parvovirus B19 in de eerste 20 weken van de zwangerschap, is er een verhoogd risico op een miskraam of een doodgeboren kindje.
Je kan met het virus besmet raken door intensief contact met iemand die besmettelijk is
( kinderen met de 5e ziekte zijn besmettelijk in de week vóórafgaand aan de huiduitslag, ten tijde van de uitslag zijn ze niet meer besmettelijk).
Intensief contact is b.v. in het gezin, of als je op een kinderdagverblijf of school werkt.
Het ophalen van je kind van school, waar kinderen met de 5e ziekte zijn, geeft nauwelijks risico.
In 90% van de gevallen zal de zwangerschap ondanks de infectie normaal verlopen.
Er zijn geen aanwijzingen dat het doormaken van de infectie leidt tot aangeboren afwijkingen bij het ongeboren kind.
Zwangeren die zich zorgen maken omdat er vijfde ziekte in hun gezin voorkomt, kunnen door bloedonderzoek laten nagaan of zij al afweerstoffen hebben tegen de ziekte.
Als een zwangere de vijfde ziekte blijkt te hebben in de eerste 20 weken van de zwangerschap, wordt de zwangerschap nauwkeurig gevolgd.
Bij de foetus kan als gevolg van de infectie een ernstige bloedarmoede ontstaan, die leidt tot vochtophoping in het lichaampje (hydrops foetalis).Dit is op een echo te zien.
In deze gevallen is het soms mogelijk om via een intra-uteriene bloedtransfusie het ongeboren kindje te redden.
Voor (minder dan 20 weken) zwangere crècheleidsters en onderwijzeressen bestaan, vanwege het intensieve contact met veel kinderen, en de daardoor hoge besmettingskans, protocollen:
Er wordt een antistoffenbepaling gedaan, in afwachting van de uitslag wordt de zwangere werkneemster beschouwd als “niet-immuunâ€, dat wil zeggen dat ze vervangende werkzaamheden krijgt op een plaats waar ze niet met het virus in contact kan komen.
Als de zwangere beschermd blijkt te zijn –omdat ze de infectie al doorgemaakt heeft en antistoffen heeft-, kan ze haar gewone werk weer voortzetten,
Als de zwangere niet-immuun blijkt te zijn, moet ze de vervangende werkzaamheden blijven doen tot het einde van de epidemie of tot na 20 weken zwangerschap.
Leerkrachten/leidsters die recent besmet zijn en geen klachten hebben, kunnen gewoon hun werkzaamheden voortzetten.
http://www.gezondheid.be
Naast reumatoïde artritis kan zich een andere belangrijke complicatie voor bij vrouwen tijdens de zwangerschap voordoen. Hoewel de meeste vrouwen die een B19-infectie oplopen tijdens de zwangerschap gezonde baby's ter wereld brengen, kan het parvovirus B19 door de placenta heen migreren en zo de foetus infecteren. Dat kan uitmonden in een spontane abortus, foetale bloedarmoede of het afsterven van de foetus. Het risico van foetale dood blijkt het grootst te zijn wanneer de infectie zich voordoet tijdens het eerste en tweede trimester van de zwangerschap.
Onderzoek heeft uitgewezen dat ongeveer 50 tot 65 % van de vrouwen immuun is voor parvovirus B19. Deze vrouwen en hun ongeboren baby's zijn dan ook beschermd tegen B19-infecties. Wanneer een vrouw gevoelig is voor het virus en tijdens de zwangerschap geïnfecteerd wordt, treedt meestal enkel een milde ziekte op. In ongeveer 30 % van de gevallen wordt het virus doorgegeven via de placenta. Doorgaans ondervindt de ongeboren baby hiervan geen hinder, maar in zeldzame gevallen kan dit resulteren in bloedarmoede bij de ongeboren baby of aanleiding geven tot een miskraam of een spontane abortus.
Wanneer een vrouw tijdens haar zwangerschap in contact gekomen is met personen die geïnfecteerd zijn met het parvovirus, is het wenselijk om via een bloedtest na te gaan of de zwangere vrouw al dan niet zelf geïnfecteerd is.
Bij bestaande immuniteit is er geen gevaar voor de ongeboren baby. Wanneer de zwangere vrouw niet immuun en nog niet geïnfecteerd is, is het belangrijk dat elk contact met het parvovirus B19 zo veel mogelijk vermeden wordt. Het is evenwel niet noodzakelijk om zwangere vrouwen op het werk of in scholen te bannen nadat er een infectie is vastgesteld, omdat de ziekte enkel besmettelijk is vóór het optreden van de karakteristieke uitslag, dus vóór een diagnose van de ziekte gesteld kan worden. Zwangere vrouwen die weten dat zij blootgesteld zijn aan parvovirus B19, moeten hun serum laten onderzoeken op de aanwezigheid van antilichamen tegen het virus en een verhoogde hoeveelheid van alfafoetoproteïne. Abnormaal hoge concentraties van dit hormoon in het serum van de moeder of het vruchtwater kunnen wijzen op congenitale afwijkingen bij de ongeboren baby. Toch blijkt het hormoon geen betrouwbare indicator te zijn voor een slechte afloop van een door parvovirus B19 geïnfecteerde zwangerschap. Verder is het aangeraden om een arts te raadplegen en de toestand van de ongeboren baby te volgen door middel van ultrasonografie. Het afbreken of beëindigen van de zwangerschap is hierbij geen optie aangezien parvovirus B19-infecties geen ontwikkelingsstoornissen of geboorteafwijkingen veroorzaken bij foetussen die de infectie overleven en levend ter wereld komen.