Theorie en praktijk bij bevallen op een baarkruk, baarbeugel of door te hurken op de baarschelp.
Vanuit de antropologie weten we nu dat vrouwen van nature vertikaal blijven tijdens ontsluiting en baring. Tijdens normale, onbespiede bevallingen, scharrelt de vrouw rond tijdens de ontsluiting. Iets dat wij nu ook nog vaak zien in Europa bij thuisbevallingen waar weinig gestuurd wordt.
Ook tijdens het uitdrijven bevindt de vrouw zich buiten bed, zit niet per sé op een stoel of baarkruk. Staan of lopen, op iets steunen, mobiel zijn en de signalen van haar lichaam volgen zijn het normale bewegingspatroon tijdens normaal baren. Staand of vertikaal baren, zonder ‘actief’ persen is wetenschappelijk getoetst en blijkt ruim voldoende effectief. Het geeft vrouwen controle over de situatie en staan is minder belastend voor- en veroorzaakt minder iatrogene schade aan de bekkenbodem en het perineum en het doet minder pijn.
Actief en op commando meepersen geeft vaker ongewenste schade en blijkt helemaal niet nodig te zijn .
Een gezonde vrouw kan staan tijdens de baring.
Krijgt de vrouw staand of lopend ‘persdrang’ dan staat de schedel meestal op de bekkenbodem. Verhalen en beelden leren vrouwen in onze cultuur ‘dan ze vooral dan ‘moet’ gaan persen. Dat is geen effectief verwachtingspatroon. De fysiologische voortgang vertoont geforceerd persen niet! De overgang van ontsluiten naar uitdrijven is geleidelijk en deze transitie is zeer individueel en kent vele varianten. De vrouw moet letterlijk klaar zijn om te gaan baren.
Bij staan en lopen en het eigen gevoel volgen, zal de vrouw intuïtief de juiste houdingen aannemen en op het juiste moment ga1an uitdrijven. Zij zal doen wat bij de mate van indaling van de schedel van haar kind past. De vrouw is op haar eigen wijze actief, voelt zich betrokken. Sturing van buiten stoort vrouwen en haalt vrouwen uit de concentratie of flow.
Variëren van houding en het volgen van signalen van het eigen lichaam zorgen op natuurlijke wijze voor optimale benutting van de beschikbare ruimte in het bekken.
De vrouw zal haar heupgewrichten buigen of juist niet, afhankelijk van eigen lichaamsbouw, de bouw en de ligging van haar nog ongeboren kind en de mate van indaling van de schedel. Tijdens de laatst 10 minuten van de uitdrijving is plaatsnemen op een baarkruk, baarbeugel of gebruik van de baarschelp pas opportuun!!!!
Wanneer de foetale schedel op bekkenbodem staat en ruim zichtbaar is, zal de vrouw waarschijnlijk in diepe hurkzit gaan zitten. Alleen dan of bij stagnatie met een ruim zichtbare schedel, is hurken een juiste houding of interventie. De benige bekkenuitgang wordt bij diep hurken significant verwijd, de zitbeentjes worden naar buiten en naar voren verplaatst door veerwerking van de hamstringspieren. Dat vergroot de afstand tussen de spinae.
Dus wil je gewoon bevallen blijf dan vooral vertikaal en volg je intuïtie. Ga pas op in het allerlaatste stadium hurken en als je fijn vindt zitten.
Literatuur
Arnold D, de Dios Yapita J, Murphy-Lawless J. Oudshoorn C, Tito M. (1998). Workshops op de altiplana, Bolvia: La Paz, Oroure en de Titicaci regio. Nacer. Gedeeltelijk gepubliceerde gegevens van een antropologisch/linguïstische studie. Data verzameling dmv action research met traditionele vroedvrouwen. ILCA: La Paz.
Lebèfre Y (1995). Midwives without training. Practices and beliefs of traditional birth attendants in Africa, Asia and Latin America. Proefschrift. Universiteit van Groningen.
Murphy-Lawless J (1998). Reading birth and death: a history of obstetrical thinking. Cork: University Press.
Hallam C (2003). Building for better birth. Review of the NCT annual conference held in London on 13 June 2003. Midwives. 2003;6:9:382-83.
Koster Y (2002). ‘On hands and knees’ Toepassing van de knie elleboog houding door eerstelijns verloskundigen in Nederland bij een achterste plaatsing van de foetale schedel. Eindwerk aangeboden ter verkrijging van de graad van vroedvrouw. Academie jaar 2001-2002. Provinciale en Katholieke Hogeschool, Hasselt, België.
Keijzer – Landkroon M (2003). Het ballet van de uitdrijving. Een positie en een hulpmiddel. In reader workshop ‘Happy Birth’ 2005 – 2008. Epen: Midwifery Business.
Keijzer – Landkroon M (2003-2007). De baarschelpmethode. Voordrachten in de workshops ‘On hands and knees’ 2003 en 2004 en in de workshops ‘Happy Birth’ 2005 t/m 2007. Epen: Midwifery Business.
Byron A, Downe S (2005) Second stage of labour: challenging the use of directed pushing. Midwives. 2005;8:4:168-69.
Schaffer J I, Bloom S L, Casey BM, McIntire DD, Nihira MA, Leveno K J. (2005) A randomized trial of the effects of coached vs uncoached maternal pushing during the second stage of labor on the pelvic floor structure and function. American Journal of Obstetrics and Gynecology. 192(5):1692–96.
Roberts J, Hanson L (2007). Best practices in second stage labour care: maternal bearing down and positioning. Journal Midwifery Womens Health. 52(3):238-45.
Enkin e.a. (ed) (1996, 2000). A guide to effective care in pregnancy and childbirth. (1996), 2th edition, (2000) 3th edition. Oxfort: University press en www. maternitywise.org/guide’.
Walsh D (2007). Evidence-Based Care for Normal Labour and Birth. A guide for midwives. UK: Routledge:Taylor & Francis Group.
Fletcher G (2006). RCM ’campaign for normal birth’ and the NCT; helping women fight fear of chilthbirth. Midwives. 2006;9:2:63.
Oudshoorn C (2005). The art of midwifery. MIDIRS Midwifery Digest. Vol:15(4), Dec 2005, 461-68.
Tine Oudshoorn, verloskundige en consultant.